4.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eiseres voert – samengevat – aan dat de minister in zijn aan eiseres gerichte brief van 10 april 2024 erkent dat bij het afleggen van huisbezoeken voor de uitwonendencontrole sprake is geweest van discriminatie. Volgens eiseres is er sprake van de schijn van directe discriminatie, omdat studenten op basis van naam zijn geselecteerd. Het feit dat eiseres een Turkse achternaam heeft is zonder twijfel aanleiding tot onderzoek geweest. Eiseres verwijst naar een tweetal citaten uit een onderzoeksrapport van PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (PwC) van 26 januari 2024. Uit deze citaten blijkt dat het bestreden besluit niet steunt op een objectieve toetsing. Daarmee is het strijdig met het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en meerdere essentiële beginselen van behoorlijk bestuur. Ook blijkt uit deze citaten dat onduidelijk is welke acties er zijn ondernomen om vooringenomenheid bij de controleurs te voorkomen. Dat impliceert dat de controles niet objectief en onafhankelijk zijn uitgevoerd. De opgestelde rapportages kunnen daarom niet aan het bestreden besluit ten grondslag liggen. Volgens eiseres zijn, door de onderzoeken, in zekere zin ook mensenrechten geschonden. De werkwijze van de onderzoeken is in strijd met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en met artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is verschil in behandeling op grond van nationaliteit alleen toegelaten bij zeer zwaarwegende redenen.De reden voor de minister om de gebruikte risicoprofielen te hanteren is vooral gelegen in efficiëntie, omdat het volgens de minister onmogelijk is om alle studenten te controleren. Dat kan vanzelfsprekend niet dienen als een zeer zwaarwegend doel.
De bevoegdheid van een private partij, [bedrijf] , om het huisbezoek uit te voeren weerspreekt eiseres niet. In de situatie van eiseres zijn drie huisbezoeken afgelegd door de controleurs [persoon C] , [persoon D] en [persoon E] . Zij hebben zich telkens gelegitimeerd als ‘onderzoekers van DUO’. Dat zij werkzaam zijn voor een private partij hebben zij niet kenbaar gemaakt. Daarmee hebben zij nagelaten te benoemen in welke hoedanigheid zij het huisbezoek uitvoeren en hebben zij zich ten onrechte voorgesteld als ‘onderzoekers van DUO’. Gelet op het feit dat [bedrijf] een rechtspersoon is, moet ook onder deze naam naar buiten worden getreden. Dat is hier niet gebeurd. Daarmee hebben de controleurs onvoldoende aangetoond dat zij werkzaam waren voor [bedrijf] Dat impliceert dat zij het onderzoek onder persoonlijke titel, dan wel onder naam van een eenmanszaak hebben uitgevoerd. Dit gezien het feit dat [persoon C] ook een eenmanszaak op zijn naam heeft. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een controle uitgevoerd door een zzp’er onvoldoende betrouwbaar en zorgvuldig. Het verkregen bewijs moet in die gevallen dan ook ontoelaatbaar worden geacht. Daarvan is hier sprake. Daarbij komt dat de controleurs tijdens het huisbezoek op 20 mei 2022 op een onbehoorlijke wijze toegang tot de woning op het BRP-adres hebben gekregen. Dat druist in tegen wat van een behoorlijk handelend bestuursorgaan mag worden verwacht. Volgens vaste rechtspraak moet bewijs dat verkregen is door onbehoorlijk handelen van een bestuursorgaan als onrechtmatig worden beschouwd. Volgens eiseres is niet voldaan aan het informed consent vereiste. Het is niet voldoende dat de controleurs zich hebben gelegitimeerd en de reden van het huisbezoek hebben opgegeven. Er moet ook op gewezen worden dat het weigeren geen directe gevolgen kan hebben. Dat is enkel gebeurd tijdens het huisbezoek op 20 mei 2022 naar aanleiding van een vraag van de broer van eiseres. Volgens vaste rechtspraak moet voor het afleggen van een huisbezoek een redelijke grond bestaan, dat wil zeggen dat op grond van concrete feiten en omstandigheden de woonsituatie van eiseres in twijfel is te trekken. Hiervan is geen sprake.
Volgens eiseres biedt het verkregen bewijs onvoldoende grondslag om tot het bestreden besluit te komen. Op 25 november 2021 is een huisbezoek verricht op het adres van de moeder van eiseres. Eiseres was toen op dat adres aanwezig. Dat er persoonlijke spullen van eiseres op dat adres zijn aangetroffen spreekt voor zich, omdat zij vijf maanden daarvoor was verhuisd. In haar nieuwe woning heeft eiseres beperkte ruimte, waardoor zij daar niet veel spullen kwijt kan. Daarbij komt dat eiseres bij haar moeder slaapt, omdat haar moeder alleenstaand is en eiseres mantelzorg aan haar verleent. Dat in een kamer een laptop is aangetroffen is te verklaren door het feit dat eiseres van haar stage kwam en haar laptop altijd bij zich heeft.
Op 9 mei 2022 zijn de controleurs ook langsgegaan op het adres van de moeder van eiseres. Haar moeder heeft de toegang geweigerd. De controleurs hebben in de gang witte sneakers opgemerkt. De moeder van eiseres heeft verklaard dat deze inderdaad van eiseres waren. Dat is logischerwijs te verklaren doordat eiseres vaker bij haar moeder thuis komt en daar weleens logeert. Dat er persoonlijke spullen van eiseres in deze woning aanwezig zijn spreekt daarom voor zich. Ook zijn de controleurs ten onrechte afgegaan op de foto’s van de makelaar. Deze foto’s zijn genomen op 17 november 2021. Dit betreft dezelfde situatie als het huisbezoek op 25 november 2021 en verklaart niets over de huidige inrichting van de kamer.
De uitlatingen van de controleurs tijdens het huisbezoek op 20 mei 2022 op het BRP-adres hebben geleid tot de nodige paniek bij de broer van eiseres, waardoor hij zich niet voldoende heeft kunnen uiten. Hij kan zich ook niet vinden in het onderzoeksrapport. De broer van eiseres is van mening dat hij de kast grondig heeft laten zien en dat hij voldoende persoonlijke spullen van eiseres heeft getoond. Daarbij komt dat onder het bed van eiseres een koffer met meer persoonlijke spullen lag. De broer van eiseres was daarvan niet op de hoogte, waardoor hij de koffer niet heeft laten zien. Hij heeft ook verteld dat hij schoenen en make-upspullen van eiseres kan tonen. Daarnaast heeft de broer van eiseres de kledingkast getoond waarin kleding van eiseres lag. In de badkamer stonden meerdere persoonlijke spullen van eiseres. Daar komt bij dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zo hebben de controleurs de woning om 13:52 uur bezocht en zijn zij na identificatie om 13:55 uur begonnen met het huisbezoek. Vervolgens hebben zij om 14:10 uur de woning verlaten. In een tijdsbestek van vijftien minuten, waarin naar alle waarschijnlijkheid ook tijd is besteed aan administratieve zaken, komen de controleurs tot de conclusie dat eiseres niet woonachtig is op het BRP-adres. Het is niet aannemelijk dat in zo’n kort tijdsbestek een zorgvuldig onderzoek naar de woonsituatie kan worden verricht. Daarbij is het controleren van andere ruimtes zoals de badkamer, de woonkamer en de keuken achterwege gelaten.
Wat vindt de minister?
6. De minister stelt zich in het bestreden besluit en zijn verweerschriften van 6 maart 2023 en 13 juni 2024 op de volgende standpunten.
Uit het oogpunt van effectiviteit, efficiëntie en kostenbesparing wordt voor de selectie van studenten waarbij een huisbezoek zal worden afgelegd gebruik gemaakt van een risicoprofiel. Door DUO wordt elke dag een selectiebestand gedraaid. Daaruit worden de studenten gefilterd die in de huidige maand studiefinanciering ontvangen en als uitwonend staan geregistreerd. Aan hen worden punten en risicocodes toegekend. De combinatie leeftijd, soort onderwijs en de afstand tussen het BRP-adres van de student en dat van zijn ouder(s) bepalen samen het aantal risicopunten dat berekend wordt. Het aantal risicopunten bepaalt weer de risicocodering. Hoe hoger het aantal punten hoe hoger het risico. Uit dit bestand wordt een ‘basisbestand’ voor een bepaalde gemeente of een bepaalde provincie, waar DUO onderzoek wil gaan doen, uitgedraaid. Uitgangspunt is vervolgens dat de studenten die in risicocategorie 1 vallen, worden aangeschreven voor een huisbezoek. Voordat bij deze studenten een huisbezoek wordt afgelegd, wordt door DUO door middel van bureauonderzoek nagegaan of adressen op de lijst voorkomen waarvan het risico op misbruik laag moet worden ingeschat. Daarvan is sprake in bepaalde situaties. De studenten die onder één van deze situaties vallen, worden niet geselecteerd voor een huisbezoek, omdat het risico laag wordt ingeschat. Tijdens het bureauonderzoek wordt gekeken naar een aantal aspecten en een logische dan wel onlogische combinatie daarvan. Dit onderzoek heeft derhalve geen invloed op de risicoscore, maar kan er wel toe leiden dat een student niet geselecteerd wordt. Een achternaam of een eventuele migratieachtergrond maken geen deel uit van de selectiemethode. Informatie met betrekking tot een eventuele migratieachtergrond is ook niet aanwezig. De uitkomst van de selectie levert geen vermoeden van schuld of fraude op. Bij de geselecteerde student wordt onderzoek gedaan door middel van een huisbezoek en enkel de resultaten van dat onderzoek hebben geleid tot de conclusie dat eiseres niet feitelijk op het BRP-adres woonachtig was.
Uit de onderzoeken van PwC en Stichting Algorithm Audit blijkt niet dat sprake was van directe discriminatie. Wel is de conclusie van PwC dat niet gegarandeerd kan worden dat in de periode van 2012 tot en met 2023 in het controleproces van de uitwonendenbeurs gelijke gevallen gelijk zijn behandeld. Specifiek concludeert PwC dat studenten die woonden in wijken met een hoog aandeel inwoners met een migratieachtergrond, in vergelijking met anderen, vaker zijn gecontroleerd. Bepaalde groepen studenten hadden een onevenredig verhoogde kans op een controle van de woonsituatie. Uit de eerste onderzoeksresultaten van Stichting Algorithm Audit blijkt dat het risicoprofiel dat DUO tussen 2010 en 2023 gebruikte geen direct onderscheid maakte op basis van migratieachtergrond. Ook trekt deze stichting niet de conclusie dat indirect onderscheid is gemaakt. Wel wordt door hen geconcludeerd dat DUO onvoldoende aandacht heeft gehad voor mogelijke neveneffecten van het risicoprofiel. De uitkomsten van de onderzoeken hebben geen gevolgen voor individuele besluiten. Het besluit tot herziening van de uitwonendenbeurs van eiseres en het besluit tot oplegging van een boete zijn niet gebaseerd op het risicomodel, maar enkel op de resultaten van het onderzoek naar de woonsituatie, aldus de minister.
De minister verwijst voor de bevoegdheid van de betrokken controleurs naar zijn Besluit van 19 april 2012 (nummer HO&S/399254). Daarin staat dat voor dit toezicht aangewezen personen werkzaam zijn bij [bedrijf] De controle is verricht door controleurs [persoon C] en [persoon D] . Beiden zijn in dienst van [bedrijf] In deze hoedanigheid waren zij beiden bevoegd tot het uitvoeren van het huisbezoek. Volgens de minister kunnen de controleurs volstaan met de melding dat zij voor de DUO een huisbezoek afleggen. Niet is vereist dat zij daarbij ook aangeven bij welk bedrijf of welke organisatie zij een dienstverband hebben. Hiervoor is geen aanknopingspunt te vinden in de rechtspraak. Nu niet is weersproken dat de controleurs een dienstverband hebben bij [bedrijf] en zij in die hoedanigheid bevoegd waren om het huisbezoek af te leggen, is sprake van een rechtmatig huisbezoek. Uit een schriftelijke verklaring, gevoegd bij het verweerschrift van 6 maart 2023, volgt dat niet aannemelijk is gemaakt dat de broer van eiseres op basis van onjuiste informatie van de controleurs toestemming heeft gegeven om de woning te betreden. Indien een andere bewoner dan degene wiens studiefinanciering in het geding is toestemming tot binnentreden verleent, hoeft ten opzichte van die bewoner niet te zijn voldaan aan het vereiste van ‘informed consent’. Wel is in die situatie voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist.De stelling dat er geen redelijke grond bestond voor het huisbezoek doet geen afbreuk aan de rechtmatigheid van het huisbezoek.
De minister voert verder aan dat wanneer een persoon structureel woonachtig is op een adres, in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat er op dat adres ook spullen worden aangetroffen die te herleiden zijn naar de betreffende persoon. Uit de rapportage van het huisbezoek blijkt dat er op het BRP-adres geen spullen zijn aangetroffen die duiden op een structureel verblijf van eiseres: geen kleding, geen verzorgingsspullen, geen schoolspullen en geen administratie. De broer van eiseres kon tijdens het huisbezoek op 20 mei 2022 niets laten zien dat aantoonbaar aan eiseres toebehoort. Zo kon hij geen studieboeken en geen poststukken van haar tonen. Verder verklaarde hij dat er wat kleding van eiseres in de woning aanwezig is en dat dit niet veel is, omdat ze ook kleding en persoonlijke verzorgingsspullen bij haar moeder heeft liggen. De broer van eiseres opende voor de controleurs de kledingkast maar deed deze vervolgens meteen weer dicht. De gegeven verklaring dat op het BRP-adres beperkte ruimte is kan niet verklaren waarom er in het geheel niets is aangetroffen dat aan eiseres toebehoort. Dat er ten tijde van het huisbezoek onder het bed een koffer met kleding van eiseres lag is niet aangetoond. Make-upspullen en schoenen heeft de broer van eiseres niet aan de controleurs laten zien. Dat het huisbezoek in een kort tijdsbestek heeft plaatsgevonden is te verklaren doordat de broer van eiseres niet voldoende wilde meewerken aan het onderzoek en zei dat hij nu naar zijn werk moest. Gelet daarop is er ondanks het korte tijdsbestek van het huisbezoek sprake van een zorgvuldig onderzoek. Uit het voorgaande blijkt dat eiseres niet woonde op het BRP-adres. Dan wordt de uitwonendenbeurs herzien met terugwerkende kracht tot uiterlijk de datum van inschrijving op het laatst bekende BRP-adres. De minister is van mening dat eiseres ook in de periode vóór het huisbezoek niet woonde op het BRP-adres. Omdat zij geen bewijs heeft overgelegd waaruit onomstotelijk blijkt dat zij in de periode voorafgaand aan het huisbezoek wel woonde op het BRP-adres, ziet de minister geen aanleiding om een ander besluit te nemen.
7. Gelet op het feit dat de rechtbank hierna tot het oordeel komt dat de minister zijn standpunt dat eiseres niet haar hoofverblijf op het BRP-adres had, niet op voldoende wijze heeft onderbouwd, zal zij niet ingaan op de geschilpunten of er ten aanzien van de uitwonendencontrole sprake was van (in)directie discriminatie, of de controleurs wel bevoegd waren tot het verrichten van het huisbezoek, of er sprake was van onbehoorlijk handelen door deze controleurs en of voldaan is aan het vereiste van ‘informed consent’.
8. Voorop staat dat de herziening van de studiefinanciering van eiseres naar de norm voor een thuiswonende studerende een voor haar belastend besluit is, zodat het aan de minister is om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en omstandigheden. Dit betekent dat de minister aannemelijk moet maken dat eiseres niet heeft voldaan aan de verplichtingen van de uitwonende mbo-student als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000.Verder geldt dat dit besluit dient te berusten op een onderzoek waarbij de minister voldoet aan zijn in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde plicht tot het vergaren van de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.