ECLI:NL:CRVB:2017:4312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 december 2015 het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die voorheen werkzaam was als senior technisch assistent, had zich op 23 april 2012 ziek gemeld vanwege hart- en psychische klachten. Na beëindiging van zijn dienstverband heeft hij op 2 januari 2014 een aanvraag ingediend voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 21 april 2014 in aanmerking komt voor deze uitkering, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,30%. Appellant was het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen informatie bij zijn behandelaars was opgevraagd. Hij betoogde dat hij meer beperkingen had dan door de verzekeringsartsen was aangenomen en verzocht om een onafhankelijk psycholoog/psychiater te raadplegen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig te werk is gegaan en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hebben verzameld en gewogen. De Raad concludeerde dat appellant, uitgaande van de vastgestelde belastbaarheid, in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.