ECLI:NL:CRVB:2017:3365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht en de hoogte van de opgelegde boete
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 9 september 2008 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een aanvraag om langdurigheidstoeslag heeft de gemeente Rotterdam gegevens van de Dienst Wegverkeer geraadpleegd, waaruit bleek dat appellant veertien kentekens op zijn naam had staan. Het college heeft bij besluit van 26 mei 2014 de bijstand van appellant herzien en teruggevorderd, en bij besluit van 18 juli 2014 een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de boete verlaagd. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de kentekens en de bijbehorende transacties. Dit leidde tot de conclusie dat het college de bijstand terecht heeft ingetrokken en de kosten heeft teruggevorderd. Wat betreft de boete oordeelt de Raad dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat de schending van de inlichtingenverplichting zonder meer vaststond. De Raad herroept de hoogte van de boete en stelt deze vast op € 1.330,18, rekening houdend met de financiële omstandigheden van appellant. De Raad bevestigt de overige delen van de aangevallen uitspraak en veroordeelt het college in de proceskosten van appellant.