ECLI:NL:CRVB:2017:3158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Discriminatieverbod en onderzoek naar vermogen van bijstandsgerechtigden met Turkse nationaliteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de intrekking van bijstand en de terugvordering van bijstandsuitkeringen op basis van een themacontrole die gericht was op bijstandsgerechtigden met een band met Turkije. Appellante, die sinds 1989 bijstand ontving, werd onderzocht op basis van haar vermogen in Turkije. Het college van burgemeester en wethouders van Almelo had vastgesteld dat appellante een woning in Turkije bezat, wat leidde tot de conclusie dat zij boven de vermogensgrens zat. De rechtbank verklaarde de beroepen van appellante ongegrond, maar appellante stelde dat het onderzoek van het college in strijd was met het discriminatieverbod. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat het onderscheid op basis van nationaliteit gerechtvaardigd was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit, omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet beschikte over het vermogen dat aanleiding gaf tot de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigde de afwijzing van de nieuwe aanvraag om bijstand.