Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
vanaf 1 januari 2022 verhoogd met een toeslag. Het dagloon is vastgesteld op € 117,57.
Beoordeling door de rechtbank
Eiser is daarnaast van 1 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 en van 1 mei 2021
tot en met 30 september 2021 werkzaam geweest bij [naam vennootschap 2] B.V. (hierna: [naam vennootschap 2] ). Deze werkgever gaf het loon maandelijks door aan de belastingdienst.
WW-uitkering van eiser juist heeft vastgesteld. Dit doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden.
Het nieuw ingevoegde zesde lid regelt dat kalendermaanden zonder loon (anders dan vanwege verlof) binnen de referteperiode buiten beschouwing worden gelaten, dat wil zeggen dat de factor D in artikel 5, eerste lid, wordt bepaald door het aantal dagloondagen in de kalendermaanden waarin wel loon is genoten (of geen loon is genoten vanwege verlof). (…)Omdat een werknemer in dienst kan zijn geweest van zowel een werkgever die per vier weken loonaangifte doet als een werkgever die per kalendermaand loonaangifte doet, is het nodig om het loon toe te rekenen naar dezelfde tijdeenheid. Daarbij is gekozen voor de tijdseenheid van de kalendermaand [2] .”
Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder moet een nieuw besluit nemen,
en daarbij rekening houden met wat de rechtbank in deze uitspraak heeft geoordeeld.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 174,42.
mr.H.J. Knol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Informatie over hoger beroep
Werkloosheidswet
Artikel 1b, zesde lid, van de WW bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en de herziening ervan nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld. Deze nadere regels zijn vastgesteld in het Dagloonbesluit.