ECLI:NL:CRVB:2017:1895

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
14-3090 WIA-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in zaken met diagnose ME/CVS

In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters R.E. Bakker en J.P.M. Zeijen van de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van eerdere uitspraken van de Raad waarin de diagnose ME/CVS aan de orde kwam. Verzoekster stelt dat de betrokken rechters bevooroordeeld zijn en dat hun eerdere uitspraken geen recht doen aan ernstig zieke mensen. De wrakingsgrond is gebaseerd op de veronderstelling dat de rechters niet onpartijdig kunnen oordelen over zaken die verband houden met ME/CVS, gezien hun eerdere betrokkenheid bij vergelijkbare zaken. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet kan worden behandeld, omdat het verzoek niet alleen gericht is tegen de individuele rechters, maar tegen de Raad als geheel. Dit is in lijn met artikel 3 van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges, dat bepaalt dat een verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen indien het betrekking heeft op het college als zodanig. De Raad heeft besloten het verzoek om wraking niet in behandeling te nemen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 mei 2017.

Uitspraak

14/3090 WIA-W, 16/1287 WIA-W
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
Datum uitspraak: 23 mei 2017
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank
Midden-Nederland van 2 mei 2014 (13/563) in een geding tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2015. De behandelend rechters waren J.P.M. Zeijen, R.E. Bakker en G. van Zeben-de Vries. Bij brief van 23 april 2015 is aan partijen medegedeeld dat het onderzoek wordt heropend.
Verzoekster heeft ook hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank
Midden-Nederland van 22 januari 2016 (15/740) in een ander geding tussen verzoekster en het Uwv.
Beide hoger beroepen zijn behandeld ter zitting van de Raad op 3 februari 2017. De behandelend rechters waren R.E. Bakker, J.P.M. Zeijen en L. Koper. Bij brief van
9 februari 2017 is aan partijen medegedeeld dat het onderzoek wordt heropend.
Op 21 maart 2017 is aan partijen medegedeeld dat een internist als deskundige zal worden benoemd. Op dit voornemen en op de concept-vraagstelling aan de deskundige heeft verzoekster bij brief van 23 maart 2017 gereageerd.
Bij brief van 14 mei 2017 heeft verzoekster verzocht om wraking van R.E. Bakker en
J.P.M. Zeijen (de gewraakte rechters).

OVERWEGINGEN

1. In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges (Stcrt. 2013, 11425, hierna: Wrakingsregeling) bepaalt dat de wrakingskamer zonder zitting te houden kan beslissen een verzoek niet in behandeling te nemen indien het verzoek betrekking heeft op het college als zodanig. Daarnaast bepaalt artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling dat de wrakingskamer zonder zitting te houden kan beslissen een verzoek niet in behandeling te nemen indien het verzoek niet is gemotiveerd.
3. Verzoekster heeft aan haar verzoek om wraking van de behandelend rechters ten grondslag gelegd dat deze rechters deel uitmaakten van meervoudige kamers van de Raad die uitspraken hebben gedaan waarin de diagnose ME/CVS speelde (uitspraak van 27 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:495, en uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4408). Gezien deze uitspraken, waarbij de gewraakte rechters betrokken waren, is er geen vertrouwen meer in de gewraakte rechters. Op allerlei wijze worden er door deze twee rechters, maar ook door andere rechters van de Raad, uitspraken betreffende ME/CVS gedaan, die geen recht doen aan ernstig zieke mensen. De gewraakte rechters, maar ook een aantal andere rechters van de Raad, zijn bevooroordeeld. Verzekeringsartsen hebben (bijna) altijd gelijk. Statistisch kan dat niet volgens verzoekster.
4. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de rechter die de zaak behandelt. Wat verzoekster aanvoert is gericht tegen de rechtspraak van de Raad in zaken waarin de diagnose ME/CVS speelt. Daarmee kan het verzoek niet anders worden gezien dan gericht tegen de Raad als zodanig (zie ook de uitspraak van 13 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1452). Gelet op artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wrakingsregeling bestaat er aanleiding om het verzoek om wraking van de gewraakte rechters niet in behandeling te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep neemt het verzoek om wraking van R.E. Bakker en
J.P.M. Zeijen niet in behandeling.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en B.J. van de Griend en
J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2017.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) P.W.J. Hospel

HD