Uitspraak
CIZ
OVERWEGINGEN
12 maart 2014, het bezwaar tegen het besluit van 20 juli 2011 opnieuw ongegrond verklaard. Volgens CIZ is bij appellant sprake van matige beperkingen op het gebied van de sociale redzaamheid. Appellant is aangewezen op ondersteuning voor structuur, het plannen van activiteiten en het nemen van besluiten. Appellant heeft om die reden aanspraak op begeleiding individueel, klasse 2. Het overnemen van of ondersteunen bij taken of handelingen is niet aangewezen, omdat dit anti-revaliderend werkt. Een indicatie voor individuele begeleiding die hoger is dan 2 klassen wordt niet als doelmatig gezien, omdat appellant daarvan meer zorgafhankelijk zal worden. Begeleiding in groepsverband, klasse 4, is verder aangewezen om dreigende eenzaamheid te voorkomen, structuur aan te brengen in het dagelijks leven en om een zinvolle invulling van de dag te creëren. De inzet van meer begeleiding in groepsverband zal ook anti-revaliderend werken. Tot slot heeft CIZ geen indicatie toegekend voor vervoer van en naar de dagbesteding. In bestreden besluit 2 is verder vermeld dat CIZ bij deze indicatie is uitgegaan van een zorgbehoefte van appellant bij zeven etmalen per week.
AWBZ-begeleiding niet onder de expertise van de psychiater valt en dat het aan de
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 29 november 2011 gegrond;
- vernietigt de besluiten van 29 november 2011 en 9 juli 2014;
- herroept het besluit van 20 juli 2011;
- bepaalt dat appellant voor de periode van 24 juni 2011 tot en met 23 juni 2026