ECLI:NL:CRVB:2015:3713
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen indicatie van CIZ voor AWBZ-zorg en verzoek om persoonsgebonden budget
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen de indicatie van het CIZ voor AWBZ-zorg. De appellant verzoekt om een persoonsgebonden budget (pgb) waarmee hij kan voorzien in de door hem benodigde zorg. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Dit besluit is gebaseerd op de overweging dat er geen formele en materiële connexiteit is met de bestreden besluiten van het CIZ. Het Zorgkantoor is namelijk bevoegd om te beslissen over de verlening van een pgb, niet het CIZ. De appellant had eerder een indicatie gekregen van het CIZ voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), maar de rechtbank Haarlem had het beroep tegen deze indicatie ongegrond verklaard. De Raad had eerder een tussenuitspraak gedaan waarin het CIZ was opgedragen nader onderzoek te doen naar de zorgbehoefte van de appellant. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen, omdat het niet betrekking heeft op de besluiten van het CIZ, maar op de beslissing van het Zorgkantoor. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.