ECLI:NL:CRVB:2013:1216
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en elektronische berichtgeving door de IB-Groep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De centrale vraag is of de betrokkene, een studente, in de gelegenheid is gesteld om een afwijking tussen haar opgegeven woonadres en het GBA-adres ongedaan te maken voordat haar uitwonendenbeurs werd omgezet in een thuiswonendenbeurs. De betrokkene had nagelaten om tijdig haar adreswijziging door te geven aan de IB-Groep, wat leidde tot de omzetting van haar beurs. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar van de betrokkene tegen de besluiten van de IB-Groep niet-ontvankelijk was verklaard, omdat zij niet tijdig had gereageerd op de besluiten van 12 december 2009. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de besluiten van de IB-Groep niet op de juiste wijze zijn bekendgemaakt, waardoor de bezwaartermijn pas eind januari 2010 is aangevangen. Dit betekent dat het bezwaar van de betrokkene ontvankelijk is en dat de IB-Groep haar besluit niet had mogen nemen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de Minister ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van correcte elektronische communicatie en de verantwoordelijkheden van zowel de bestuursorganen als de burgers in dit proces.