Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een ervaren technicus bij het Ministerie van Defensie, tegen zijn ontslag wegens verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten. Appellant was sinds 1991 in dienst en had sinds 1993 ervaring met het onderhoud van vliegtuigen en helikopters. De minister van Defensie verleende hem ontslag op basis van een rapport van de Commissie van Huishoudelijk Onderzoek, waarin werd vastgesteld dat appellant in 2010 en 2011 in totaal 97,75 dagen verlof had genoten die hij niet had geregistreerd in het personeelsinformatiesysteem. Dit werd gekwalificeerd als wangedrag en verregaande nalatigheid.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het ontslag terecht was. Appellant had erkend dat hij verzuimd had om zijn verlofuren correct te registreren, maar betwistte het aantal niet-geregistreerde dagen. De Raad concludeert dat de minister op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens tot de overtuiging kon komen dat appellant zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Daarnaast werd appellant verweten dat hij onderhoudswerkzaamheden niet of niet juist had uitgevoerd, wat ook leidde tot veiligheidsrisico's voor vliegers en ander personeel.
De Raad bevestigt dat de minister bevoegd was om het ontslag te verlenen, gezien de ernst van de nalatigheid en de noodzaak van een integere samenwerking binnen de defensieorganisatie. De uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde, wordt bevestigd.