ECLI:NL:RBNHO:2016:9942
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Dwangsom als loon in de loonbelasting; rechtspositie van de militair ambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een militair ambtenaar, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonheffing over een dwangsom die hij had verbeurd wegens het niet tijdig beslissen door de Minister van Defensie op zijn bezwaar. De rechtbank moest beoordelen of deze dwangsom als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 moest worden aangemerkt. Eiser stelde dat de dwangsom niet als loon moest worden gezien, terwijl de inspecteur van de Belastingdienst dit wel betoogde.
De rechtbank overwoog dat eiser als militair ambtenaar in een publiekrechtelijke dienstbetrekking staat tot het Ministerie van Defensie. De dwangsom was verbeurd op grond van de Algemene wet bestuursrecht, en de rechtbank concludeerde dat de dwangsom aan eiser toekwam in zijn hoedanigheid van werknemer. De rechtbank verwees naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeerde dat de dwangsom, die niet bedoeld was als schadevergoeding, wel degelijk als loon moest worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de inspecteur terecht loonheffing had ingehouden over de dwangsom.
De uitspraak benadrukt de rechtspositie van militairen en de toepassing van belastingwetgeving in situaties waarin bestuursorganen niet tijdig beslissen. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en wees erop dat partijen binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof Amsterdam.