ECLI:NL:CRVB:2019:4236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een beroepsmilitair wegens verregaande nalatigheid in re-integratieverplichtingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant, een beroepsmilitair bij de Koninklijke Luchtmacht, die in verband met verregaande nalatigheid in zijn re-integratieverplichtingen is ontslagen door de staatssecretaris van Defensie. De appellant was sinds 31 maart 2003 in dienst en werd op 1 november 2014 herplaatsingskandidaat na een beenbreuk. Ondanks herhaalde waarschuwingen en sancties, waaronder een tijdelijke vermindering van zijn bezoldiging, heeft de appellant geen medewerking verleend aan zijn re-integratietraject. De staatssecretaris heeft uiteindelijk op 23 mei 2017 besloten tot ontslag, wat door de rechtbank Den Haag in een eerdere uitspraak werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gehandeld, aangezien de appellant zijn verplichtingen niet is nagekomen en de nalatigheid hem kan worden toegerekend. De Raad bevestigt dat het ontslag niet onevenredig is aan de ernst van de nalatigheid, gezien de herhaalde waarschuwingen en de gevolgen van zijn gedrag voor de vaststelling van zijn dienst(on)geschiktheid. Het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen.