In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om hem met ingang van 1 november 2021 ontslag te verlenen wegens verregaande nalatigheid. Eiser, een majoor bij de Koninklijke Militaire Kapel, had in juni 2019 een reis naar Normandië georganiseerd ter gelegenheid van de 75-jarige herdenking van D-Day. Na het indienen van declaraties over deze reis ontstonden er twijfels over de juistheid van deze declaraties, wat leidde tot een intern onderzoek. Eiser betwistte de feiten niet, maar stelde dat er geen sprake was van verregaande nalatigheid en dat het ontslag in strijd was met het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat er sprake was van verregaande nalatigheid. Eiser had herhaaldelijk onjuiste declaraties ingediend en had niet de vereiste procedures gevolgd bij het boeken van hotels voor de reis. De rechtbank stelde vast dat eiser op verschillende momenten de kans had om zijn gedrag te corrigeren, maar dit niet deed. De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet onevenredig was aan de ernst van de nalatigheid en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een ambtenaar, in het bijzonder van een leidinggevende, en de verwachtingen van integer en verantwoordelijk gedrag. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat het geschonden vertrouwen geen andere maatregel toeliet dan ontslag.