ECLI:NL:CRVB:2016:1819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- J.H.M. van de Ven
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering op basis van hoofdverblijf en verbruik
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarbij de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant door het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen werd bevestigd. Appellant ontving sinds 1979 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had zijn hoofdverblijf opgegeven op een bepaald adres. Echter, na onderzoek door het college, waaronder dossieronderzoek en een buurtonderzoek, werd vastgesteld dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. Het college besloot daarom de bijstand van appellant in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellant voerde aan dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde en dat het lage waterverbruik te verklaren was door zijn sobere levensstijl. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad bevestigde dat het extreem lage waterverbruik en andere onderzoeksresultaten niet in lijn waren met de verklaring van appellant. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door het college. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.