ECLI:NL:CRVB:2015:3347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WAZ-uitkering in verband met vastgoedfraude en winstbegrip
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), maar deze uitkering werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ingetrokken en teruggevorderd. De Raad oordeelde dat de appellant, die werkzaam was als zelfstandig ondernemer, niet had voldaan aan de voorwaarden voor het behoud van de uitkering, vooral vanwege zijn betrokkenheid bij vastgoedfraude. De Raad benadrukte dat het feit dat de belastingdienst nog geen standpunt had ingenomen over de inkomsten van de appellant, hem niet ontsloeg van de verplichting om deze inkomsten te melden. De Raad oordeelde dat de nieuwe beroepsgrond van de appellant, die ingrijpend verschilde van eerdere gronden, niet aanvaardbaar was in deze fase van de procedure. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van de appellant deels niet-ontvankelijk was verklaard en deels ongegrond was verklaard. De Raad concludeerde dat de intrekking van de WAZ-uitkering en de terugvordering van de onterecht betaalde uitkering terecht waren.