ECLI:NL:CRVB:2015:3084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van schuld op basis van de Wet werk en bijstand met betrekking tot dwanginvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die vanaf 20 mei 1984 tot en met 31 januari 1995 een bijstandsuitkering ontving, verzocht het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om kwijtschelding van haar schuld van € 6.014,66. Dit verzoek werd afgewezen op basis van de beleidsregels, die stellen dat geen kwijtschelding wordt verleend bij dwanginvordering. De appellante voerde aan dat de beleidsregels niet in overeenstemming zijn met de Wet werk en bijstand (WWB) en dat het college niet bevoegd was om deze regels vast te stellen.
De Raad overwoog dat de beleidsregel en de toelichting daarop als richtsnoer dienen bij het gebruik van de beslisvrijheid ter zake van kwijtschelding. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om van verdere terugvordering af te zien, maar dat dit niet verplicht was. De beroepsgrond van appellante dat de toelichting buiten beschouwing moest worden gelaten, werd verworpen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de rol van beleidsregels in het bestuursrecht en de mogelijkheid voor colleges om mandaat te verlenen voor het stellen van dergelijke regels. De Raad oordeelde dat de beleidsregel kenbaar en bevoegd was vastgesteld, en dat de beroepsgrond van appellante geen doel trof. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, met C. Moustaïne als griffier.