ECLI:NL:CRVB:2016:2028
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van bijstandsrestantschuld op basis van schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een verzoek ingediend om kwijtschelding van een restantschuld van € 99.418,43. Deze schuld was ontstaan door een eerdere intrekking van haar bijstand en terugvordering van onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen, omdat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht om het verzoek om kwijtschelding af te wijzen, ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college bevoegd was om de terugvordering te handhaven en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding zoals vastgelegd in de Beleidsregels inzake opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van inkomensvoorzieningen 2010. De Raad heeft geoordeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor kwijtschelding, omdat de vordering het gevolg was van verwijtbaar handelen en zij na vijf jaar nog niet de helft van de hoofdsom had afgelost.
Daarnaast heeft de Raad overwogen dat de door appellante aangevoerde omstandigheden, zoals haar arbeidsongeschiktheid en financiële situatie, niet als dringende redenen konden worden aangemerkt om van verdere invordering af te zien. De Raad heeft geconcludeerd dat de financiële situatie van appellante geen bijzondere omstandigheden opleverde die het college noopten om af te wijken van de Beleidsregels. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.