ECLI:NL:CRVB:2016:1546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van openstaande vordering na eerdere afwijzingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verzoek van appellante om kwijtschelding van een openstaande vordering die voortvloeit uit een terugvordering van bijstandsuitkeringen. Appellante ontving bijstand op grond van de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers (RWW), welke regeling in 1996 is ingetrokken en vervangen door de Algemene Bijstandswet (ABW) en later door de Wet werk en bijstand (WWB). De vordering is ontstaan door het niet melden van inkomsten, wat leidde tot een terugvordering van een aanzienlijk bedrag door het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer.
Appellante heeft meerdere keren verzocht om kwijtschelding van deze vordering, maar deze verzoeken zijn steeds afgewezen. In het hoger beroep voerde appellante aan dat het beleid van het college niet volledig de lading dekt van de relevante wetgeving en dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beleid af te wijken. De Raad overweegt dat een nieuw verzoek om kwijtschelding in beginsel een nieuw beoordelingsmoment is, maar dat het aan de verzoeker ligt om aan te tonen dat er relevante wijzigingen zijn in de omstandigheden sinds de eerdere afwijzingen.
De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het college van zijn beleid afwijkt. De stelling dat appellante langdurig op de vordering aflost en niet de veroorzaker van de schuld was, wordt niet als voldoende argument gezien. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.