ECLI:NL:CRVB:2015:298
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratieverplichtingen van werkgever onder de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na uitval door psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de vraag of de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en of er terecht geen loonsanctie is opgelegd. De appellant, die als onderhoudsmonteur werkte, was sinds januari 2009 arbeidsongeschikt en had in oktober 2010 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had in februari 2011 een WGA-uitkering toegekend en geen loonsanctie opgelegd, omdat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen zou hebben voldaan. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat de werkgever tekort is geschoten in de re-integratieverplichtingen, onder andere door een verkeerde diagnose en onjuist medicijngebruik. De Raad beoordeelt de re-integratie-inspanningen van de werkgever en concludeert dat deze voldoende zijn geweest. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de rechtmatigheid van het bestreden besluit is vastgesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel werkgever als werknemer in het re-integratieproces.