ECLI:NL:CRVB:2014:4138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en re-integratie-inspanningen van werkgever in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft een loonsanctie opgelegd aan appellante, een werkgever, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen van een werknemer die ziek was. De Raad oordeelt dat appellante, nadat zij op de hoogte was gesteld van de uitkomst van een arbeidskundig onderzoek, niet tijdig en adequaat heeft gehandeld om de werknemer te re-integreren bij een andere werkgever. De Raad stelt vast dat appellante pas na een aanzienlijke vertraging re-integratie-inspanningen in het tweede spoor heeft ondernomen, terwijl het duidelijk was dat re-integratie in het eigen werk niet meer mogelijk was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante geen deugdelijke grond had voor het verzuim in haar re-integratieverplichtingen. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Raad oordeelde dat de wetgeving en de beleidsregels van het Uwv niet in haar voordeel spreken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat de loonsanctie terecht is opgelegd. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers onder de Wet WIA en de noodzaak om tijdig en adequaat te handelen in re-integratieprocessen.