ECLI:NL:CRVB:2015:2613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Toekenning bijstand met terugwerkende kracht en afwijzing briefadres in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en de afwijzing van een verzoek om gebruik te maken van een briefadres. Appellant, een Britse nationaliteit houder die sinds 2000 in Nederland verblijft, heeft in 2012 een aanvraag om bijstand ingediend met een gewenste ingangsdatum van 15 januari 2009. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen voor de periode van 15 januari 2009 tot 22 mei 2012, met de argumentatie dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij onjuist is voorgelicht in 2006 en 2007, wat hem ervan weerhield om eerder een aanvraag in te dienen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de eerdere informatie niet in staat was om zich eerder te melden voor bijstand. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigen.
Daarnaast was er een geschil over de afwijzing van het verzoek om gebruik te maken van een briefadres. De Raad heeft geoordeeld dat de afwijzing van dit verzoek geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het college niet op rechtsgevolg was gericht. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak is vernietigd. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.