Uitspraak
20.1190 AW
OVERWEGINGEN
,heeft appellante de
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante, werkzaam als arrestantenverzorger bij de politie, heeft een dienstongeval meegemaakt tijdens een Integrale Beroepsvaardigheidstraining op 23 april 2012, waarbij zij blijvend letsel aan haar rechterenkel heeft opgelopen. Na het ongeval heeft appellante de korpschef aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het ongeval. De korpschef heeft de aansprakelijkheid afgewezen, stellende dat hij zijn zorgplicht heeft nagekomen en dat het ongeval te wijten was aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de vraag beoordeeld of de korpschef inderdaad aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De Raad oordeelt dat de korpschef voldoende maatregelen heeft getroffen om de veiligheid van de ambtenaar te waarborgen. De rechtbank had vastgesteld dat de trainingslocatie professioneel was ingericht met judomatten die niet konden verschuiven en dat er geen vergelijkbare ongevallen waren voorgekomen sinds de ingebruikname van de locatie. De Raad bevestigt dat het enkele feit dat er een ongeval heeft plaatsgevonden, niet automatisch betekent dat de zorgplicht is geschonden. De Raad komt tot de conclusie dat de korpschef zijn zorgplicht niet heeft geschonden en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.