ECLI:NL:CRVB:2015:1632
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die van 17 maart 2011 tot 17 januari 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geconfronteerd met een terugvordering van een te veel ontvangen uitkering van € 44.107,25 en een boete van € 2.269,-. De appellant had niet tijdig gereageerd op een brief van het Uwv waarin hij werd geïnformeerd over deze terugvordering en boete. Het Uwv verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend.
De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd gesteld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig bezwaar had gemaakt. De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij op 17 april 2013 bezwaar had gemaakt en dat een telefoonnotitie van 13 mei 2013 als bezwaarschrift had moeten worden aangemerkt. De Raad oordeelde echter dat de telefoonnotitie niet voldeed aan de eisen van een bezwaarschrift, omdat de inhoud van de bezwaren niet duidelijk was en de appellant had aangegeven dat hij nog bezwaar zou maken.
De Raad concludeerde dat de appellant de bezwaartermijn had overschreden en geen verschoonbare reden had gegeven voor deze termijnoverschrijding. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door B.M. van Dun, met V. van Rij als griffier.