ECLI:NL:CRVB:2010:BM7239

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5943 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) aan appellant, die in beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Svb had op 24 april 2008 besloten om de kinderbijslag voor appellant's kind, [N.], te weigeren, omdat het kind geen onderwijs volgde en niet als werkzoekende was ingeschreven. Appellant heeft in een telefoongesprek met de Svb op 25 april 2008 aangegeven dat hij er niets aan kon doen dat zijn kind niet naar school ging, omdat alle schakelklassen in Rotterdam vol zaten. Dit telefoongesprek werd later door de Svb als bezwaarschrift aangemerkt, maar de rechtbank had het bezwaar van appellant ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad oordeelde dat er geen rechtsregel in de weg stond om het rapport van het telefoongesprek als bezwaarschrift te beschouwen. De Raad stelde vast dat appellant zich in het telefoongesprek niet kon verenigen met de beslissing van de Svb en dat het rapport had kunnen dienen ter herstel van het gebrek dat aan het rapport klevend was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 644,- werden begroot, en moest de Svb het betaalde griffierecht van € 110,- vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van bezwaarschriften en de mogelijkheid om mondelinge bezwaren schriftelijk vast te leggen, wat van belang is voor de rechtsbescherming van burgers in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

09/5943 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 september 2009, 09/1106 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 9 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. M.J.G. Schroeder, advocaat te Voorburg, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2010. Voor appellant is mr. Schroeder verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 24 april 2008 heeft de Svb appellant vanaf het eerste kwartaal van 2008 kinderbijslag ten behoeve van [N.] geweigerd onder overweging dat dit kind geen onderwijs volgde, noch als werkzoekende ingeschreven stond bij het Centrum voor werk en inkomen.
1.2. Blijkens een rapport klantcontact van 25 april 2008 heeft appellant zich op die dag telefonisch tot de Svb gewend. Hij heeft aangegeven er niets aan te kunnen doen dat [N.] niet schoolgaand was. De reden daarvoor was dat het kind naar de schakelklas moest, alle schakelklassen in Rotterdam vol zaten en [N.] eerst op 15 mei in een schakelklas geplaatst kon worden.
1.3. Bij besluit van 16 juni 2008 heeft de Svb aan appellant met ingang van het derde kwartaal van 2008 kinderbijslag voor (onder andere) [N.] toegekend. Namens appellant is tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft aangegeven met ingang van het tweede kwartaal van 2008 recht te hebben op kinderbijslag ten behoeve van [N.] omdat dit kind op de peildatum 1 april 2008 op de wachtlijst stond om onderwijs te volgen en dat dit gelijk moet worden gesteld met het volgen van onderwijs.
1.4. Tijdens de hoorzitting op 5 februari 2009 heeft de gemachtigde van appellant het onder 1.2 genoemde rapport ondertekend. Dit rapport is door de Svb als bezwaarschrift tegen het besluit van 24 april 2008 aangemerkt. Bij besluit van 20 februari 2009 is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 20 februari 2009 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat het bezwaar tegen het besluit van 24 april 2008 niet-ontvankelijk wordt verklaard, met bepalingen omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht. Zij heeft daartoe het volgende overwogen.
“Anders dan verweerder bij het bestreden besluit heeft aangenomen, kon na afloop van de bezwaartermijn de telefoonnotitie van 25 april 2008 betreffende een gesprek met eiser te laten ondertekenen, niet meer tot een tijdig gemaakt bezwaar worden gepromoveerd. Van een binnen de termijn ingediend geschrift, zoals vereist ingevolge artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht, was immers geen sprake. Daarbij is uit die telefoonnotitie ook niet op te maken dat eiser met dit gesprek heeft beoogd bezwaar te maken tegen de afwijzing. Voorts kan de overschrijding van de bezwaartermijn niet als verontschuldigbaar worden aangemerkt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet naar voren gekomen dat eiser op enigerlei wijze door of namens verweerder onjuiste informatie over de mogelijkheid van het instellen van bezwaar is verstrekt. Evenmin is gebleken dat er anderzijds grond bestaat om de overschrijding als verontschuldigbaar aan te merken.”.
3.1. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat uit het telefoongesprek op 25 april 2008 naar voren komt dat appellant zich niet kon verenigen met het besluit van 24 april 2008. Appellant merkt in dat gesprek immers op dat hem niet kan worden tegengeworpen dat [N.] niet naar school ging. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 9 december 2003 (LJN AO0729). Hij heeft daarin overwogen dat in een situatie als deze geen rechtsregel eraan in de weg staat om het rapport waarin de mededeling van betrokkene schriftelijk was vastgelegd, tevens als geschrift aan te merken, waarin het mondeling kenbaar gemaakte bezwaar van betrokkene was vastgelegd, en dat de bezwaarprocedure had kunnen dienen ter herstel van het aan het rapport klevende gebrek dat daarop niet was aangetekend dat dit tevens een bezwaarschrift is en betrokkene alsnog de gelegenheid had kunnen worden geboden dit bezwaarschrift te ondertekenen. In de nagenoeg identieke situatie van het voorliggende geval komt de Raad op grond van deze overweging tot het oordeel dat de Svb terecht het rapport klantcontact heeft aangemerkt als een bezwaarschrift en de gemachtigde van appellant in de gelegenheid heeft gesteld het aan dit bezwaarschrift klevende gebrek te herstellen door het alsnog te ondertekenen.
3.2. Het onder 3.1 overwogene leidt de Raad tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Conform het verzoek van de gemachtigde van appellant zal de Raad de zaak op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beroepswet terugwijzen naar de rechtbank.
4. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep, begroot op € 644,– voor verleende rechtsbijstand, te betalen aan de griffier van de Raad.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Wijst de zaak ter verdere behandeling terug naar de rechtbank;
Veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,–, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat de Svb aan appellant het betaalde griffierecht van € 110,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2010.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
TM