ECLI:NL:CRVB:2023:1692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van AOW-pensioen; niet-ontvankelijkheid van bezwaren door termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van het AOW-pensioen van appellante door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Svb, maar deze bezwaren zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat ze buiten de bezwaartermijn zijn ingediend. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat de Svb terecht heeft gesteld dat het bezwaarschrift van appellante, dat op 7 februari 2022 is ingediend, te laat was. De bezwaartermijn voor het besluit van 19 oktober 2021 eindigde op 1 december 2021 en voor het besluit van 8 november 2021 op 21 december 2021. Appellante heeft geen geldige redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding.
De Raad heeft vastgesteld dat uit telefonische contacten tussen appellante en de Svb niet kan worden afgeleid dat er eerder bezwaar is gemaakt tegen de besluiten. De rechtbank heeft de bestreden besluiten in stand gelaten, en de Raad heeft dit oordeel bevestigd. De Raad concludeert dat de herziening, terugvordering en wijze van invordering van het teveel ontvangen ouderdomspensioen in stand blijven. Appellante krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.