ECLI:NL:CRVB:2015:1337
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van zorgaanspraken onder de AWBZ met betrekking tot begeleiding en dagbesteding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verantwoording van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante was verleend voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellante, die lijdt aan een chronische psychiatrische aandoening, had zorg ingekocht bij zorgverlener [A.] voor dagbesteding, waaronder teken- en schilderactiviteiten. Het Zorgkantoor had de verantwoording van de kosten van deze zorg afgekeurd, omdat zij van mening was dat de activiteiten niet als begeleiding konden worden aangemerkt, maar als vrijetijdsbesteding.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de zorg van [A.] wel degelijk als begeleiding moet worden gezien, omdat deze gericht is op het aanbrengen van structuur in haar leven en het voorkomen van terugval.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de zorg die [A.] aan appellante verleende, moet worden aangemerkt als begeleiding in de zin van artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. De Raad stelde vast dat de activiteiten van [A.] niet alleen gericht waren op vrijetijdsbesteding, maar ook op het ondersteunen van appellante in haar dagelijkse structuur. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond. Het Zorgkantoor werd veroordeeld in de proceskosten van appellante en moest de kosten van de zorg goedkeuren als aan AWBZ-zorg bestede kosten.