In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van AWBZ-zorg voor hotelovernachtingen. Appellante, die lijdt aan een ernstige dissociatieve stoornis en PTTS, had hotelovernachtingen gefinancierd met een persoonsgebonden budget (pgb). Het zorgkantoor had deze kosten afgekeurd, omdat zij van mening was dat er geen sprake was van begeleiding zoals bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Raad oordeelde echter dat, gezien de bijzondere omstandigheden van appellante, de hotelovernachtingen in dit geval wel als AWBZ-zorg moesten worden aangemerkt. Appellante had aanzienlijke beperkingen in haar sociale redzaamheid en was 's nachts afhankelijk van toezicht om te voorkomen dat zij zou dwalen tijdens haar dissociatieve toestanden. De Raad concludeerde dat de nachtportiers van het hotel, die toezicht hielden, in dit geval wel degelijk als begeleiding konden worden aangemerkt. De eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland werd vernietigd, en het zorgkantoor werd veroordeeld in de proceskosten van appellante.