ECLI:NL:CRVB:2014:937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot de toekenning van een WGA-vervolguitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J. van Geffen, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in 2010 besloten dat betrokkene niet langer recht had op deze uitkering en dat hij in plaats daarvan recht had op een WGA-vervolguitkering, berekend op een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Dit besluit werd door betrokkene bestreden, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts deugdelijk was, maar dat twee van de vier door de bezwaararbeidsdeskundige geselecteerde functies niet aan de schatting ten grondslag konden worden gelegd. De functie van textielproductenmaker werd als niet passend beoordeeld, omdat deze functie niet eerder in de beoordeling was meegenomen. Het Uwv ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, terwijl betrokkene ook zijn bezwaren tegen de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling naar voren bracht.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 21 maart 2014 geoordeeld dat de rechtbank terecht geen twijfels had over de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad volgde de rechtbank niet in haar oordeel dat de functie van textielproductenmaker niet aan de schatting kon worden toegevoegd, omdat deze functie niet leidde tot een verlaging van de arbeidsongeschiktheidsklasse. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee het besluit van het Uwv werd bevestigd.