Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2014.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die in dienst was bij het Universitair Medisch Centrum Groningen als IC-verpleegkundige. Appellante had zich op 8 juli 2010 ziek gemeld, maar werd op 1 november 2010 door de bedrijfsarts weer geschikt geacht voor haar werkzaamheden. Echter, na een gesprek op 16 november 2010 werd appellante geconfronteerd met onvoldoende functioneren en kreeg zij de keuze tussen een beoordelingstraject of een herplaatsingstraject. Appellante koos voor het beoordelingstraject, maar stopte dit traject op 28 januari 2011 omdat zij geen mogelijkheden zag om haar functioneren te verbeteren. Hierna werd een herplaatsingstraject gestart, maar dit leidde niet tot een nieuwe functie voor appellante.
Op 23 februari 2011 werd appellante aangewezen als herplaatsingskandidaat vanwege ongeschiktheid voor haar functie om andere dan medische redenen. Uiteindelijk werd op 12 juli 2011 het ontslagbesluit genomen, dat na bezwaar op 26 januari 2012 werd gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep stelde de Raad van Bestuur dat de ongeschiktheid van appellante al was vastgesteld in het besluit van 23 februari 2011, dat rechtens onaantastbaar was geworden. De Raad overwoog dat de beoordeling van de feiten en omstandigheden in dat besluit geen binding had in andere rechtsbetrekkingen. Appellante betwistte niet dat zij niet in staat was haar functie naar behoren te vervullen, maar stelde dat haar disfunctioneren het gevolg was van ziekte. De bedrijfsarts kon echter geen ziekte of gebrek vaststellen. De Raad concludeerde dat niet aannemelijk was dat de ongeschiktheid van appellante een gevolg was van ziekte of gebrek en bevestigde de aangevallen uitspraak.