In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2014, met zaaknummer 09-5262 ZFW-S, werd een verzoek om schadevergoeding behandeld wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. De procedure heeft in totaal zes jaar en ruim tien maanden geduurd, waarbij het tijdsverloop dat verband houdt met prejudiciële beslissingen van het Hof buiten beschouwing werd gelaten. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn in zowel de bestuurlijke als de rechterlijke fase was overschreden. De verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank en het Zorginstituut, dat per 1 april 2014 de taken van het College voor zorgverzekeringen had overgenomen. De Raad stelde vast dat de behandeling van het bezwaar door het Zorginstituut meer dan zes maanden had geduurd, wat niet gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden van de zaak. De Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase meer dan vier maanden bedroeg, terwijl de overschrijding in de bestuurlijke fase een maand was. De verzoeker kreeg recht op een schadevergoeding van € 500,-, te verdelen over de Staat en het Zorginstituut, die ieder € 250,- moesten betalen. De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn.