ECLI:NL:CRVB:2014:2325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling ingangsdatum IOAW-uitkering na bezwaar tegen besluit college van burgemeester en wethouders
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de ingangsdatum van een IOAW-uitkering voor appellanten, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem. Appellanten hebben zich in het verleden meerdere keren gemeld bij het UWV en het CWI, maar kregen te horen dat zij geen recht hadden op bijstand. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellanten voldoende actie hebben ondernomen richting het UWV, wat had moeten leiden tot het toezenden van een aanvraagformulier. De Raad oordeelt dat de eerdere beslissing van het college om de ingangsdatum van de IOAW-uitkering te stellen op 8 april 2011 onterecht was, omdat appellanten zich al op 17 september 2010 hadden gemeld. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en stelt de ingangsdatum van de IOAW-uitkering vast op 17 september 2010. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die in totaal € 2.962,80 bedragen. De uitspraak is gedaan op 8 juli 2014.