ECLI:NL:CRVB:2013:879
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en terugvordering na detentie in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 17 februari 1999 een uitkering ontving op basis van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De intrekking vond plaats naar aanleiding van een anonieme tip dat appellant sinds juli 2009 gedetineerd was in Turkije. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft daarop een huisbezoek afgelegd op 22 maart 2010, waarbij de inspecteur zonder redelijke grond de woning van appellant betrad. De Raad oordeelt dat deze inbreuk op het huisrecht van appellant een schending van artikel 8, tweede lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met zich meebracht. De verklaringen die tijdens dit huisbezoek zijn afgelegd, worden dan ook buiten beschouwing gelaten.
Desondanks heeft de Raad vastgesteld dat er voldoende andere informatie beschikbaar was die bevestigde dat appellant sinds juli 2009 in Turkije gedetineerd was. Dit omvatte onder andere een brief van de echtgenote van appellant en een verklaring van zijn Turkse advocaat. De Raad concludeert dat het Uwv terecht de WAO-uitkering van appellant per 1 september 2009 heeft ingetrokken, aangezien de wet geen recht op uitkering biedt tijdens detentie.
Daarnaast heeft het Uwv appellant een boete opgelegd van € 1.020,- wegens schending van de inlichtingenverplichting. De Raad oordeelt dat deze boete een evenredige sanctie is, gezien de ernst van de overtreding en de omstandigheden van appellant. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de aangevallen uitspraak van de voorzieningenrechter wordt bevestigd.