ECLI:NL:CRVB:2007:BB5534

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4286 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Anonieme tip over woon- en leefsituatie bijstandsontvanger vormt geen redelijke grond voor huisbezoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 22 juni 2006 geoordeeld dat de intrekking van de bijstandsuitkering van betrokkene, die sinds 1 september 1993 een bijstandsuitkering ontving, onterecht was. De intrekking volgde op een anonieme tip dat de ex-echtgenoot van betrokkene bij haar woonde. Op 17 februari 2005 werd een huisbezoek afgelegd, maar betrokkene weigerde medewerking. Het College trok daarop de bijstandsuitkering in, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende grond was voor het huisbezoek en dat de intrekking van de bijstand niet gerechtvaardigd was.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde dat een anonieme tip op zich geen redelijke grond vormt voor een huisbezoek. Er moeten concrete objectieve feiten zijn die twijfels oproepen over de juistheid van de verstrekte inlichtingen door betrokkene. In dit geval was er geen bewijs dat de ex-echtgenoot bij betrokkene woonde, en de Raad oordeelde dat het College eerst andere, minder ingrijpende onderzoeksmiddelen had moeten inzetten voordat een huisbezoek werd afgelegd. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstandsuitkering in strijd met de wet was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Raad wees erop dat de medewerkingsverplichting van betrokkene niet geschonden was, omdat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het afleggen van huisbezoeken in het kader van de Wet werk en bijstand, en dat anonieme tips niet automatisch leiden tot ingrijpende maatregelen zoals het intrekken van bijstand.

Uitspraak

06/4286 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 juni 2006, 05/1116 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[Betrokkene]
Datum uitspraak: 2 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2007. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Blom, werkzaam bij de gemeente Zwolle. Betrokkene is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Betrokkene ontvangt sedert 1 september 1993 een bijstandsuitkering, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder.
Naar aanleiding van een anonieme tip dat de ex-echtgenoot van betrokkene, [naam ex-echtgenoot] (hierna: [naam ex-echtgenoot]), bij haar woont en dat [naam ex-echtgenoot] in een restaurant werkt, hebben twee medewerkers van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Zwolle op 17 februari 2005 bij betrokkene een huisbezoek afgelegd. Betrokkene heeft geweigerd haar medewerking aan dit huisbezoek te verlenen. Hierop heeft appellant bij besluit van 21 februari 2005 de bijstandsuitkering van betrokkene met ingang van 17 februari 2005 ingetrokken.
Bij besluit van 20 juni 2005 heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 21 februari 2005 ongegrond verklaard. Appellant stelt zich daarbij onder meer op het standpunt dat in een situatie als de onderhavige, waarbij een geloofwaardige anonieme tip is binnengekomen met concrete informatie over de woon- en leefsituatie, een onaangekondigd huisbezoek binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit valt.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht - het beroep tegen het besluit van 20 juni 2005 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant te snel naar het middel van een onaangekondigd huisbezoek gegrepen nu, afgezien van de tip, zich in het dossier geen enkele andere aanwijzing bevindt dat [naam ex-echtgenoot] ten tijde in geding bij betrokkene woonde. Niet valt in te zien dat appellant in dit geval niet kon trachten eerst op andere wijze aanvullende gegevens te krijgen alvorens een huisbezoek te entameren.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 17, eerste lid, van de WWB, bepaalt voor zover hier van belang, dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de belanghebbende verplicht is aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de WWB.
Indien de belanghebbende deze inlichtingen-/medewerkingsverplichting niet of niet in voldoende mate nakomt, en wanneer als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of de belanghebbende verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de WWB, kan de bijstand met toepassing van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB worden ingetrokken.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van 1 mei 2001, LJN ZB9247, de uitspraak van 3 september 2003, LJN AF3007, en de uitspraak van 11 april 2007, LJN BA2436) kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek eerst gevolgen worden verbonden (in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van de bijstand) indien voor dat huisbezoek in het individuele geval een redelijke grond bestaat. Van een dergelijke grond is sprake indien op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid van de door betrokkene over haar woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen.
De Raad is van oordeel dat een anonieme tip over de woon- en leefsituatie van een bijstandsaanvrager/-ontvanger als zodanig geen redelijke grond vormt voor het afleggen van een huisbezoek. Een dergelijke tip kan, mits deze relevant, concreet en voldoende onderbouwd is, wel aanleiding vormen voor het instellen van een nader onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. In dat kader dient eerst te worden bezien of gebruik kan worden gemaakt van voor betrokkene minder ingrijpende onderzoeksmiddelen dan een huisbezoek. Indien en zodra (daarbij) concrete objectieve feiten en omstandigheden blijken, die twijfel doen rijzen over de juistheid van de eerder over de woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen, ontstaat er een redelijke grond voor een huisbezoek.
In dit geval ziet de Raad in de omstandigheid dat er aanwijzingen zijn die steun bieden voor de juistheid van de tip over de (verzwegen) werkzaamheden van [naam ex-echtgenoot], geen grond voor een ander oordeel. Betrokkene kan dan ook niet worden tegengeworpen dat zij haar medewerking aan het huisbezoek heeft geweigerd.
Het voorgaande betekent dat er geen sprake is van schending van de op betrokkene rustende inlichtingen- en medewerkingsverplichting, zodat appellant niet bevoegd was om met toepassing van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB de bijstand van betrokkene met ingang van 17 februari 2005 in te trekken. Het besluit van 20 juni 2005 is derhalve terecht wegens strijd met de wet vernietigd.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat van de gemeente Zwolle een griffierecht van € 428,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en R.H.M. Roelofs en L.H. Waller als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S. van Ommen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2007.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) S. Ommen.
RB