Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- bepaalt dat het onderzoek wordt heropend onder de nummers 13/3105 en
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zeist om de kosten van een lift te vergoeden voor appellant, die rolstoelafhankelijk is geworden na een ongeval. Appellant had een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor de aanpassing van zijn woning. Het college had de aanvraag afgewezen, met als argument dat appellant een niet-rolstoelgeschikte woning had gekocht en dat hij zonder toestemming van het college was verhuisd. De rechtbank had eerder het besluit van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat appellant zelf verantwoordelijk is voor het regelen van een oplossing voor de noodzakelijke woningaanpassing. Het had op appellant gelegen om de kosten van de lift in het letselschadebedrag te verdisconteren. De Raad stelt vast dat, ongeacht de vraag of de liftvergoeding in het letselschadebedrag is opgenomen, er geen noodzaak tot ondersteuning is, omdat appellant mogelijkheden had om zelf voor een oplossing te zorgen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze door appellant is aangevochten, en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.
Daarnaast heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad concludeert dat de redelijke termijn zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase mogelijk is geschonden. Daarom wordt het onderzoek heropend om te beslissen over het verzoek om schadevergoeding, waarbij de Staat der Nederlanden ook als partij wordt aangemerkt.