ECLI:NL:CRVB:2014:1423

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
13-3105 BESLU
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van de procedure inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 7 augustus 2012, waarin schadevergoeding werd gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De Centrale Raad van Beroep heeft in een eerdere uitspraak van 19 juni 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:776) bepaald dat het onderzoek heropend moest worden ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek om schadevergoeding. De Raad heeft de Staat der Nederlanden als partij in deze procedure aangemerkt, naast het college van burgemeester en wethouders van Zeist.

Tijdens de behandeling heeft het college, vertegenwoordigd door T. Kamphuis, en de Staat, vertegenwoordigd door drs. B.E.J. Klein-Schiphorst, schriftelijk gereageerd. Verzoeker heeft ook schriftelijk gereageerd via mr. G.B.A. Bol. De Raad heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, met toestemming van de partijen, en heeft het onderzoek gesloten.

De Raad heeft vervolgens beoordeeld of de redelijke termijn door de hogerberoepsrechter is overschreden. De behandeling van het hoger beroep is gestart op 12 september 2012. De Raad concludeert dat de termijn van twee jaar, die geldt voor de hoger beroepsprocedure, niet is overschreden tot de datum van de uitspraak op 19 juni 2013. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3105 BESLU, 13/3106 BESLU
Datum uitspraak: 16 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Staat der Nederlanden (de Minister van Veiligheid en Justitie) (Staat)
het college van burgemeester en wethouders van Zeist (college)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
7 augustus 2012, 09/1502 (aangevallen uitspraak).
Bij uitspraak van 19 juni 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:776) heeft de Raad uitspraak gedaan op dit hoger beroep. Daarbij heeft de Raad, voor zover hier van belang, bepaald dat het onderzoek onder de in de aanhef van deze uitspraak genoemde nummers wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek om schadevergoeding in verband met de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en heeft de Raad naast het college de Staat aangemerkt als partij in die procedures.
Namens het college heeft T. Kamphuis een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Namens de Staat heeft drs. B.E.J. Klein-Schiphorst schriftelijk gereageerd. Namens verzoeker heeft
mr. G.B.A. Bol schriftelijk gereageerd.
De Raad heeft de zaak voor behandeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
1.1.
De Raad stelt voorop dat verzoeker ook in het geding dat heeft geleid tot de aangevallen uitspraak heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De rechtbank heeft in die uitspraak
op grond van het vermoeden dat de redelijke termijn in zowel de bestuurlijke als de rechterlijke fase is overschreden bepaald dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek om schadevergoeding, en daarbij tevens
de Staat der Nederlanden als partij in die procedure aangemerkt.
1.2.
Gelet op het bij de rechtbank in behandeling zijnde verzoek zal de Raad uitsluitend beoordelen of de redelijke termijn door de hogerberoepsrechter is overschreden.
1.3.
Voor de wijze van beoordeling van het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van
26 januari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009).
1.4.
De behandeling van het hoger beroep is aangevangen met de ontvangst van het hoger beroepschrift op 12 september 2012. Gerekend tot de datum van de uitspraak van
19 juni 2013 is de voor de hoger beroepsprocedure geldende termijn van twee jaar niet overschreden. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding voor de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM wordt daarom in zoverre afgewezen.
2.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) Z. Karekezi

QH