Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 466,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een WW-uitkering aan betrokkene, die op 8 maart 2011 een aanvraag indiende. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) had vastgesteld dat betrokkene tot en met 30 juni 2011 niet in aanmerking kwam voor een uitkering. Na bezwaar van betrokkene verklaarde het UWV het bezwaar ongegrond, wat leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat betrokkene met ingang van 1 april 2011 recht had op een WW-uitkering en dat de berekening van de wettelijke rente in de nieuwe beslissing op bezwaar moest worden opgenomen.
In hoger beroep heeft het UWV enkel de overwegingen van de rechtbank over de wettelijke rente ter discussie gesteld. Het UWV betoogde dat de berekeningswijze van de wettelijke rente niet in overeenstemming was met de wettelijke bepalingen en dat de wettelijke rente pas vanaf 14 juni 2011 verschuldigd was. De Raad heeft de argumenten van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had overwogen dat het UWV wettelijke rente verschuldigd was over de na te betalen termijnen van de WW-uitkering, met inachtneming van de eerdergenoemde uitspraak van 25 januari 2012.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de wettelijke rente over de termijn van april en mei 2011 inging op respectievelijk 1 juni 2011 en 1 juli 2011. De Raad benadrukte dat de wijziging van artikel 30 van de WW geen invloed had op de betalingstermijnen van de WW-uitkering. De uitspraak van de Raad leidde tot de bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het UWV werd verplicht om de wettelijke rente te vergoeden vanaf de genoemde data. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.