ECLI:NL:CRVB:2013:2531

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
13-5065 WWB-VV-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak

Op 14 november 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker wiens bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Deurne met ingang van 27 juli 2012 was ingetrokken. Tevens had het college de eerder verleende bijstand over de periode van 27 juli 2012 tot en met 31 maart 2013 teruggevorderd tot een bedrag van € 7.148,03. Het college verklaarde het bezwaar van de verzoeker tegen deze beslissing ongegrond op 10 juli 2013. De rechtbank Oost-Brabant bevestigde deze beslissing op 30 juli 2013, waarna de verzoeker in hoger beroep ging en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening indiende.

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. De verzoeker stelde dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde, maar de rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een spoedeisend belang. De verzoeker ontving vanaf 1 augustus 2013 studiefinanciering en er waren geen aanwijzingen voor bedreigende schulden. De rechter concludeerde dat er geen zwaarwegend belang was dat een onmiddellijke beslissing vereiste, en dat de verzoeker de behandeling van de bodemprocedure kon afwachten.

De uitspraak werd openbaar gedaan en de voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De beslissing is ondertekend door de griffier O.P.L. Hovens en de voorzitter E.C.R. Schut.

Uitspraak

13/5065 WWB-VV-PV
Datum uitspraak: 14 november 2013
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Deurne (college)
Zitting heeft: E.C.R. Schut
Griffier: O.P.L. Hovens
Ter zitting zijn verschenen: verzoeker, bijgestaan door mr. drs. A.A.P.M. Theunen en het college, vertegenwoordigd door N.Y. Mugge.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Bij besluit van 19 april 2013 heeft het college de bijstand van verzoeker met ingang van
27 juli 2012 ingetrokken en tevens de over de periode van 27 juli 2012 tot en met 31 maart 2013 verleende bijstand van verzoeker teruggevorderd tot een bedrag van € 7.148,03. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 10 juli 2013 ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft bij uitspraak van 30 juli 2013 het beroep tegen het besluit van 10 juli 2013 ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft verzoeker zich tegen deze uitspraak gekeerd en tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedaan.
Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Vooropgesteld wordt dat volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB van 2 december 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AO0764), de mogelijkheid om hangende (hoger) beroep een verzoek om een voorlopige voorziening te doen niet is bedoeld om door middel van zogenoemde “kortsluiting” de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen in het feit dat verzoeker in een financiële noodsituatie is geraakt waardoor hij zijn gebruiksvergoeding aan de verhuurder niet meer kan voldoen en hij op straat zal komen te staan.
In wat namens verzoeker is aangevoerd is onvoldoende grond aanwezig voor het oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang die het treffen van een voorlopige voorziening vordert. Zoals blijkt uit de door partijen toegezonden informatie, ontvangt verzoeker vanaf 1 augustus 2013 studiefinanciering. Voorts blijkt uit de gedingstukken noch uit het verhandelde ter zitting dat er voor verzoeker bedreigende schulden zijn. Anders dan door verzoeker is betoogd, is van een financiële noodsituatie dan ook geen sprake. Ook op andere wijze is niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de bodemprocedure niet door hem zou kunnen worden afgewacht.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) O.P.L. Hovens (getekend) E.C.R. Schut
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD