ECLI:NL:CRVB:2020:1049
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van WMO-begeleiding
Op 29 april 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die lijdt aan psychische en fysieke beperkingen, had eerder een maatwerkvoorziening voor begeleiding ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Deze maatwerkvoorziening, verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), liep af op 30 maart 2019 omdat verzoekster niet wilde meewerken aan een medisch onderzoek. Het college verklaarde het bezwaar van verzoekster tegen deze beslissing ongegrond.
Verzoekster heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. In haar verzoek om een voorlopige voorziening stelde verzoekster dat haar moeder te weinig inkomsten ontvangt voor de verleende begeleiding en dat zonder betaling de begeleiding moet worden gestaakt. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen spoedeisend belang was dat een onmiddellijke uitspraak in de bodemprocedure vereiste. Het college had inmiddels besloten om individuele begeleiding te verstrekken, maar weigerde een pgb.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 29 april 2020.