ECLI:NL:CRVB:2016:23
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van persoonsgebonden budget en terugvordering door Zorgkantoor
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar vader, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder de besluiten van het Zorgkantoor, die betrekking hadden op de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2013, vernietigd. Verzoekster heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, stellende dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het Zorgkantoor had een pgb van € 201.355,79 verleend, maar na verantwoording door verzoekster werd een bedrag van € 84.407,46 teruggevorderd. De voorzieningenrechter heeft op 6 januari 2016 geoordeeld dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het Zorgkantoor had toegezegd de invordering van het openstaande bedrag op te schorten totdat er een uitspraak in de bodemprocedure zou zijn gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van onverwijlde spoed zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.