ECLI:NL:CRVB:2016:2669
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende ontslag van ambtenaar
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar bezwaar tegen een ontslagbesluit van de Staatssecretaris van Financiën ongegrond werd verklaard. Verzoekster, die van 1 mei 1989 tot 1 januari 2000 werkzaam was bij het Ministerie van Financiën en sindsdien bij de Belastingdienst, heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is gedaan in het kader van de disciplinaire maatregel van ontslag die haar op 4 augustus 2015 is opgelegd, naar aanleiding van onregelmatigheden in haar belastingaangiften over de jaren 2012 en 2013.
De voorzieningenrechter heeft op 30 juni 2016 de zaak behandeld, waarbij verzoekster in persoon aanwezig was en de Staatssecretaris vertegenwoordigd werd door mr. M.J. Populiers. De voorzieningenrechter overweegt dat de mogelijkheid om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. Verzoekster heeft gesteld dat zij met het verzoek beoogt een snelle beslissing in de hoofdzaak te verkrijgen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is. Verzoekster verkeert niet in financiële problemen en kan terugkeren naar de Belastingdienst indien het ontslagbesluit in hoger beroep niet standhoudt.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is voor het treffen van een dergelijke maatregel. De uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2016.