ECLI:NL:CRVB:2017:1293
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van persoonsgebonden budget en zorgverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, vertegenwoordigd door haar vader. Verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep tegen een besluit van VGZ Zorgkantoor B.V. ongegrond was verklaard. Dit besluit betrof de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de jaren 2004 tot en met 2012. Verzoekster stelde dat zij niet adequaat was geholpen door het Zorgkantoor en dat zij in een financiële situatie verkeerde die haar zorgverlening in gevaar bracht. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening. Er was geen bewijs dat verzoekster in een zodanige financiële situatie verkeerde dat zij van adequate zorgverlening verstoken was of dreigde te raken. Ook het argument dat er vele rechtszaken waren gevoerd en nog liepen, werd niet als spoedeisend belang erkend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een vergoeding in de proceskosten.