ECLI:NL:CRVB:2012:BX9228
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- H.J. de Mooij
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buitenlandbijdrage in het kader van de AWBZ en de Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de inhouding van de buitenlandbijdrage op het AOW-pensioen van appellant, die in Duitsland woont. Appellant, geboren in 1942, ontving een ouderdomspensioen van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en was als verdragsgerechtigde aangemerkt door het College voor zorgverzekeringen (Cvz). De buitenlandbijdrage, die door Cvz op het AOW-pensioen werd ingehouden, bestaat uit een inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en een inkomensafhankelijke bijdrage voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellant betwistte de verplichting om de AWBZ-component van deze bijdrage te betalen, omdat hij een verklaring van de belastingdienst had waarin stond dat hij niet verplicht verzekerd was voor de volksverzekeringen.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat appellant weliswaar verdragsgerechtigde was, maar dat de AWBZ-component geen belasting was en dus niet onder de vrijstelling voor loonbelasting en premies volksverzekeringen viel. In hoger beroep heeft de Raad bevestigd dat de buitenlandbijdrage niet kan worden aangemerkt als een premie voor een ziektekostenverzekering, maar als een wettelijk geregelde sociale bijdrage voor de kosten van het Nederlandse sociale zorgstelsel. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en Europese regelgeving die de bevoegdheid van Nederland om een buitenlandbijdrage te heffen onderbouwen.
De Raad concludeert dat de berekeningssystematiek van de buitenlandbijdrage correct is en dat appellant niet kan worden vrijgesteld van deze bijdrage. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.