Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig in Duitsland, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2010, opgelegd door de inspecteur op 11 maart 2014. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij het onderzoek ter zitting met toestemming van partijen achterwege is gebleven.
De rechtbank overwoog dat de belanghebbende, geboren in 1959, in het onderhavige jaar niet verzekerd was voor de Nederlandse volksverzekeringen. Tot 1 mei 2010 was hij verzekerd in Duitsland op basis van Europese verordeningen, en vanaf die datum ook. De belanghebbende stelde dat hij premies voor de AWBZ en Zvw had betaald, die ten onrechte niet met de aanslag waren verrekend. De rechtbank oordeelde dat de door de belanghebbende betaalde bedragen geen belasting zijn en dat verrekening met de verschuldigde inkomstenbelasting enkel mogelijk is voor als voorheffing geheven loonbelasting, dividendbelasting en kansspelbelasting.
De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet premieplichtig was voor de volksverzekeringen en dat de aanslag uitsluitend uit de heffing van inkomstenbelasting bestond. De rechtbank verwierp ook het argument van de belanghebbende dat hij ongelijk werd behandeld ten opzichte van Nederlandse ingezetenen, aangezien er geen sprake was van gelijke gevallen. De rechtbank wees erop dat de belanghebbende zijn betalingen aan het CvZ ten onrechte als AWBZ-premie had aangeduid, aangezien het ging om een verdragsrechtelijke bijdrage.
De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.