5.6.In artikel 6.3.1, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat het door een persoon, bedoeld in artikel 69 van de Zvw, verschuldigde bedrag wordt berekend door de grondslag van de bijdrage te vermenigvuldigen met het getal dat wordt berekend uit de verhouding tussen de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekering in het woonland van deze persoon, en de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de sociale zorgverzekeringen in Nederland.
6. Naar aanleiding van de opmerking van eiser dat verschillende stukken zijn weggelaten en zouden moeten worden verstrekt, merkt de rechtbank op dat zij beschikt over de benodigde stukken om tot een weloverwogen oordeel te kunnen komen in de onderhavige zaak.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser als verdragsgerechtigde in de zin van artikel 24 van de Verordening is aan te merken, waardoor hij op grond van artikel 30 van de Verordening in samenhang met artikel 69 van de Zvw in beginsel een bijdrage aan Nederland is verschuldigd.
8. Met betrekking tot hetgeen door eiser is aangevoerd over de woonlandfactor overweegt de rechtbank dat met de woonlandfactor tot uitdrukking wordt gebracht in welke mate de in dit woonlandpakket opgenomen zorg zich verhoudt tot de in het Nederlandse pakket (Zvw en AWBZ) opgenomen zorg. Door toepassing van de woonlandfactor draagt eiser niet bij voor zorg die niet behoort tot het Duitse pakket van sociale ziektekostenverzekering (zie hiervoor bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9228). 9. De woonlandfactor wordt op grond van artikel 6.3.1, eerste lid, van de Regeling berekend door de gemiddelde zorgkosten in het woonland te delen door de gemiddelde zorgkosten in Nederland. De gemiddelde zorgkosten worden bepaald door het totaalbedrag van zorgkosten in het betreffende land te delen door het aantal rechthebbenden in dat land. De gemiddelde zorgkosten voor Nederland en Duitsland zijn voor 2012 bepaald op basis van bij de Rekencommissie van de Europese Unie ingediende nota’s, die door deze Rekencommissie zijn goedgekeurd. Deze zijn vervolgens gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2011, 21588). Uit de daarin vermelde gegevens en bronnen blijkt niet dat voor het in artikel 6.3.1 bedoelde verhoudingsgetal niet is uitgegaan van de gemiddelde zorgkosten in Nederland en van die in het woonland (vergelijk de uitspraak van de Raad van 19 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1466). Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan eiser, van oordeel dat de voor de woonlandfactor gebruikte bronnen voldoende te herleiden en inzichtelijk zijn. Verweerder heeft de woonlandfactor over 2012 in het geval van eiser juist toegepast, hetgeen de Raad in de uitspraak van 13 januari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:381) ook heeft bevestigd. Deze beroepsgrond faalt. 10. Eiser heeft nog aangevoerd dat verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd omdat verweerder voor wat betreft de woonlandfactor heeft verwezen naar vorige besluiten. De rechtbank volgt eiser hier niet in. Van belang is of voor eiser voldoende duidelijk is of had kunnen zijn welke motivering verweerder hanteert. Gelet op de eerdere procedures tussen eiser en verweerder en hetgeen daarin door partijen naar voren is gebracht, moest voor eiser duidelijk zijn welke motivering verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Ook deze beroepsgrond faalt dus.
11. Dat de buitenlandbijdrage in het geval van eiser hoger uitvalt dan een Duitse ziektekostenverzekering hem zou kosten, maakt niet dat de buitenlandbijdrage onjuist is vastgesteld. Het is niet in strijd met enige Europese rechtsregel dat er verschillen in de systemen en bedragen van de Lidstaten bestaan. Op het gebied van sociale zekerheid is immers slecht sprake van coördinatie en niet van harmonisatie tussen de Lidstaten. Ook deze beroepsgrond faalt.
12. De rechtbank merkt nog op dat de Zvw-bijdrage dwingendrechtelijk en limitatief van aard is. Het biedt geen ruimte voor verweerder om de buitenlandbijdrage niet op te leggen aan een verdragsgerechtigde, zoals eiser (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:23). 13. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep niet. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht of voor een proceskostenveroordeling.