Uitspraak
17.2954 ZVW
28 februari 2017, 16/5933 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2018, wordt het hoger beroep van een appellant die in Duitsland woont en een AOW- en ABP-pensioen ontvangt, behandeld. De appellant is door het CAK als verdragsgerechtigde aangemerkt en is op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) een buitenlandbijdrage verschuldigd. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde buitenlandbijdrage van € 4.367,51 over het jaar 2012, maar het CAK heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant verdragsgerechtigd is en dat de woonlandfactor correct is toegepast. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de claim dat hij dubbele ziektekosten betaalt en dat de rechtbank niet voldoende op zijn verzoeken is ingegaan, verworpen. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank in haar motivering niet tekort is geschoten en dat de buitenlandbijdrage correct is vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A.J. Schaap als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in aanwezigheid van griffier J.R. Trox. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.