ECLI:NL:CRVB:2005:AU5544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van invaliditeit in het kader van de Pensioenwet voor de zeemacht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de Staatssecretaris van Defensie tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had eerder een besluit van de Staatssecretaris vernietigd, waarbij de mate van invaliditeit van gedaagde, die een invaliditeitspensioen ontving, niet was vastgesteld in verband met zijn psychische klachten. Gedaagde had een invaliditeitspercentage van 70% toegekend gekregen voor een post-traumatische encephalopathie, maar verzocht om herbeoordeling van zijn invaliditeitspercentage vanwege bijkomende psychische klachten, die volgens hem voortkwamen uit een partiële PTSS.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd door zich enkel te richten op de aanwezigheid van klachten zonder te kijken naar de impact daarvan op het dagelijks leven van gedaagde. De Raad heeft geconcludeerd dat gedaagde, ondanks zijn psychische klachten, in staat is om zelfstandig te functioneren en nauwelijks in negatieve zin afwijkt van een geheel valide leeftijdgenoot. Daarom onderschrijft de Raad het standpunt van de Staatssecretaris dat de mate van invaliditeit uit hoofde van de partiële PTSS minder dan 10% bedraagt.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het inleidende beroep van gedaagde ongegrond verklaard. Tevens is het besluit van 20 april 2004, dat ter uitvoering van de eerdere uitspraak was genomen, vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van een holistische benadering bij de beoordeling van invaliditeit, waarbij niet alleen de symptomen, maar ook de gevolgen voor het dagelijks functioneren in overweging moeten worden genomen.