ECLI:NL:RBDHA:2023:18321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
23/4303
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de toekenning van een bijzondere invaliditeitsverhoging voor een militair met PTSS

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een bijzondere invaliditeitsverhoging van 2,5% per 23 januari 2020 beoordeeld. Eiser, een voormalig militair die lijdt aan PTSS, heeft in 2019 een blijvende dienstongeschiktheid vastgesteld gekregen. De staatssecretaris van Defensie heeft op 15 augustus 2022 een invaliditeitsverhoging van 2,5% toegekend, maar dit besluit werd op 16 mei 2023 in bezwaar ongegrond verklaard. Eiser is van mening dat de toekenning te laag is en dat zijn PTSS onvoldoende is meegewogen in de beoordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in februari 1985 in dienst trad bij de Koninklijke Marine en sinds 1988 als cameraman werkte. Na een uitval in oktober 2017 door psychische klachten, werd hij in 2019 als blijvend dienstongeschikt beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts de toegekende scores deugdelijk heeft onderbouwd en dat eiser geen nieuwe medische informatie heeft aangeleverd die zijn standpunt ondersteunt. De rechtbank concludeert dat de invaliditeitsverhoging van 2,5% terecht is vastgesteld en dat eiser geen recht heeft op een hogere verhoging.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een hogere bijzondere invaliditeitsverhoging. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4303

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. N.I. van Os),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een bijzondere invaliditeitsverhoging van 2,5% per 23 januari 2020.
1.1.
Verweerder heeft deze invaliditeitsverhoging met het besluit van 15 augustus 2022 toegekend. Met het bestreden besluit van 16 mei 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is in februari 1985 in dienst getreden bij de Koninklijke Marine. Sinds 1988 werkt hij als cameraman. In oktober 2017 is hij uitgevallen in verband met psychische klachten.
3. In 2019 is eiser blijvend dienstongeschikt bevonden en werd ook de diagnose PTSS oorzakelijk dienstverband aangenomen met een mate van invaliditeit van 2,5%. De mate van invaliditeit met oorzakelijk dienstverband voor de gevolgen van tinnitus is vastgesteld op 15%. De mate van invaliditeit met dienstverband is in totaal vastgesteld op 17,5%.
4. Op 23 januari 2020 is aan eiser medegedeeld dat hij blijvend wordt gedispenseerd van de aan de militaire functies gestelde eisen voor zijn resterende periode tot aan zijn datum functioneel leeftijdsontslag. Eiser is per 1 augustus 2019 op de functie Staff Off Photographer te Brunssum geplaatst met de intentie dat hij deze functie bezet tot aan zijn functioneel leeftijdsontslag.
5. Op 17 maart 2022 heeft (de werkgever) van eiser een aanvraag ingediend om eisers bijzondere invaliditeitsverhoging vanaf 23 januari 2020 uit te betalen. Hierna zijn de besluiten genomen zoals genoemd in de inleiding.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser is van mening dat ten tijde van het militair geneeskundig onderzoek (de Pensioenkeuring) evenals in bezwaar te weinig rekening is gehouden met de bij hem geconstateerde PTSS. Het gegeven invaliditeitspercentage van 2,5% voor wat betreft de PTSS is zijns inziens te laag. Gelet hierop is ook de bijzondere invaliditeitsverhoging van 2,5% te laag. Hij verwijst naar hetgeen hij in bezwaar heeft aangevoerd en de aanvullende stukken die tijdens de bezwaarprocedure zijn ingediend. Eiser vindt dat zijn PTSS klachten en zijn aanpassingsstoornis onvoldoende zijn meegewogen, waardoor geen sprake is van een zorgvuldig genomen besluit.
Wat vindt verweerder?
7. Verweerder vindt dat eiser niet in aanmerking komt voor toekenning van een hogere bijzondere invaliditeitsuitkering op een eerdere datum. Ook wordt voor de aanpassingsstoornis geen dienstverband aanvaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser heeft niet aangegeven op welke wijze verweerder dit onjuist heeft gedaan. De verwijzing naar het bezwaarschrift als beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. De rechtbank overweegt dat uit artikel 2, tweede en derde lid, van de per 1 juli 2008 in werking getreden ministeriële regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen volgt dat, indien eerder een medische eindtoestand is aangenomen, het oorspronkelijk vastgestelde invaliditeitspercentage van kracht blijft indien de toepassing van de in artikel 1 genoemde protocollen bij een herkeuring na de datum van inwerkingtreding van deze regeling leidt tot een lager invaliditeitspercentage. In de situatie dat zich eventueel een verslechtering van de medische situatie als gevolg van de dienstverbandaandoening voordoet kan dat leiden tot vaststelling van een hoger invaliditeitspercentage. Daar staat de aangenomen eindtoestand niet aan in de weg.
10. Verder stelt de rechtbank voorop dat volgens vaste rechtspraak voor de beoordeling van de mate van invaliditeit met dienstverband doorslaggevend is tot welke beperkingen de desbetreffende aandoening leidt in het dagelijks functioneren ten opzichte van de vergelijkbare persoon [1] . Voor de vaststelling van de mate van invaliditeit is niet enkel de aanwezigheid van klachten of symptomen de maatstaf, maar de weerslag daarvan op het dagelijks leven en functioneren en de mate waarin de kwaliteit van het leven van alledag daardoor in negatieve zin wordt beïnvloed, dit in vergelijking met een geheel valide leeftijdgenoot [2] .
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts de toegekende scores, alle medische gegevens in aanmerking genomen, deugdelijk, consistent en inzichtelijk heeft onderbouwd. Eiser heeft bij het militair geneeskundig onderzoek (MGO) aangegeven dat hij geen psychische klachten heeft waar hij hinder van ondervindt. Dit is hem in het kader van het inzage- en correctierecht voorgelegd. Hierop is geen commentaar gekomen. Dat de partners van eiser niet konden omgaan met de PTSS-gerelateerde problemen die zich tijdens het slapen voordoen levert volgens de verzekeringsarts op zichzelf geen invaliditeit op zoals bedoeld in het PTSS-protocol. Hij geeft aan dat de slaapproblemen wel worden meegenomen in de beoordeling van de mate van invaliditeit. De verzekeringsarts acht een score van 2 juist gelet op de slaap gerelateerde zaken. Uit het MGO volgt dat eiser gemiddeld één tot drie keer per week een nachtmerrie heeft over zijn uitzending naar Cambodja. Hij wordt dan bezweet en angstig wakker. Het voorkomen van de nachtmerries wisselt. Wanneer eiser rustig is in zijn hoofd komen de nachtmerries minder vaak voor, wanneer hij druk is in zijn hoofd komen deze vaker voor. Eiser heeft geen slaapmedicatie nodig. Het wisselt, maar over het algemeen slaapt hij goed. Ook gelet op het gegeven dat eiser nu wel slaapmedicatie gebruikt acht de verzekeringsarts een score van 2 op grond van de slaap gerelateerde zaken in het MGO-rapport passend. Bij een score van 2 van het PTSS-protocol staat namelijk: drie dagen of vaker per week later inslapen en/of korter doorslapen en/of soms echter niet elke dag nachtmerrie(s), zich uitend in doorslaapstoornissen. Bij score 3 van het PTSS-protocol staat: min of meer permanent slaapmedicatie en gemiddeld drie dagen of vaker per week later in slapen en/of korter doorslapen en/of bijna dagelijks nachtmerrie(s) zich uitend in doorslaapstoornissen. Tevens tegelijkertijd niet fit opstaan. Het uit de weg gaan van conflicten, zowel in relaties als in het dagelijks leven, en het niet over emotionele problemen praten omdat het te pijnlijk is, levert geen invaliditeit zoals bedoeld met het PTSS-protocol. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met de PTSS en neemt daarbij in aanmerking dat uit de informatie van de psycholoog volgt dat de PTSS vrijwel in volledige remissie is.
12. Wat betreft de stressgevoeligheid ziet de verzekeringsarts in het MGO geen zaken staan die tot een score in sub rubriek 10 moeten leiden. Er wordt geen onderbouwing aangeleverd voor de toename van stressgevoeligheid, waaruit kan worden opgemaakt dat ten tijde van het MGO wat betreft sub rubriek 10 sprake is van een bepaalde mate van invaliditeit. Tevens volgt uit de brief van 20 oktober 2018 van psycholoog Van der Veen dat de PTSS niet kan worden gezien als een belangrijke factor wat betreft stressgevoeligheid. De PTSS is volgens de behandelaar namelijk vrijwel in volledige remissie. De aanpassingsstoornis was volgens de psycholoog vrijwel volledig tot volledig hersteld. Van een aanpassingsstoornis blijkt ten tijde van het MGO bovendien geen sprake meer. De verzekeringsarts is dan ook van mening dat de diagnose aanpassingsstoornis terecht niet verder is beschouwd. De rechtbank kan verweerder dan ook volgen in het standpunt dat voor de aanpassingsstoornis geen dienstverband wordt aanvaard.
13. Eiser heeft in beroep geen (andersluidende) medische informatie omtrent de PTSS en aanpassingsstoornis naar voren gebracht. Gelet hierop en hetgeen onder rechtsoverweging 11. en 12. overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verzekeringsarts niet te volgen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen hogere bijzondere invaliditeitsverhoging heeft toegekend.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen recht heeft op een hogere bijzondere invaliditeitsverhoging. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 1 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1520
2.zie de uitspraak van de Raad van 20 oktober 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU5544.