ECLI:NL:CRVB:2004:AR3437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- A.B.J. van der Ham
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid en ontvankelijkheid van bezwaar in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen van 12 juli 2002, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Eibergen gegrond werd verklaard. De rechtbank had het besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellant was het niet eens met deze beslissing, met name omdat de rechtsgevolgen van het besluit van 24 april 2001 in stand waren gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat gedaagde het bezwaar van appellant ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad oordeelde dat het besluit van 19 september 2000 niet op de juiste wijze was bekendgemaakt aan mr. Kobossen, die als gemachtigde van appellant optrad. Hierdoor was de bezwaartermijn niet aangevangen op de datum die gedaagde had gesteld. De Raad verwees naar eerdere uitspraken om te onderbouwen dat de toezending van het besluit aan appellant niet voldeed aan de vereisten van de Awb.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover de rechtsgevolgen van het besluit van 24 april 2001 in stand waren gelaten. Gedaagde werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de Raad. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 644,-- werden begroot, en moest de gemeente Eibergen het griffierecht van € 82,-- aan appellant vergoeden.