Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2025 in de zaak tussen
vennootschap onder firma Fa. [naam 1] & [naam 2], te [woonplaats]
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop
Overwegingen
[…]
[…]
b. mestaanwendsysteem met een bemester die volledig tot de grond gesloten is en waarmee met water verdunde drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in een verhouding van minimaal één volume-eenheid water op twee volume-eenheden drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in strookjes tussen het gras op de grond wordt gebracht en indien:
[…].”
– in dit geval artikel 5, eerste lid, van het Bgm – wordt het steunbedrag gekort of ingetrokken.
27 februari 2014, Van der Ham, C-396/12 (ECLI:EU:C:2014:98) is geoordeeld dat ingeval inbreuk op de vereiste randvoorwaarden is gemaakt door een derde die werkzaamheden in opdracht van een steunontvanger uitvoert, deze begunstigde aansprakelijk kan worden gesteld voor die inbreuk indien hij opzettelijk of nalatig heeft gehandeld door de keuze van de derde, het op hem uitgeoefende toezicht en de hem gegeven instructies, ongeacht het opzettelijke of nalatige karakter van de gedraging van deze derde. Niet gebleken is dat de vennootschap instructies aan de door hem ingeschakelde derde heeft gegeven met betrekking tot het uitrijden van de mest. Ook hield de vennootschap geen toezicht bij het uitrijden van de mest, als gevolg waarvan zij de door haar ingeschakelde derde niet de opdracht kon geven om te stoppen toen de bemesting niet volgens de voorschriften gebeurde. Dat tussen de vennootschap en die derde sprake is van een bestendige werkrelatie en dat hij op de hoogte was van de geldende regelgeving verklaart wellicht waarom de vennootschap geen instructies heeft gegeven en toezicht heeft gehouden, maar maakt niet dat de vennootschap niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor diens werkzaamheden (vergelijk de uitspraken van het College van 6 november 2018, ECLI:NL:CBB:2018:586, 12 oktober 2021, ECLI:NL:CBB:2021:929, en 3 september 2024, ECLI:NL:CBB:2024:622). Door de door haar ingeschakelde derde zonder instructies of toezicht te laten werken, heeft de vennootschap de mogelijkheid aanvaard dat de bemesting niet in overeenstemming met de randvoorwaarden zou plaatsvinden en kan haar (voorwaardelijke) opzet van de niet-naleving worden verweten.