Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 april 2025 op de hoger beroepen van
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, (de minister)
en
V.O.F. Melkveebedrijf [naam 1] , te [woonplaats 1] , (de landbouwer)(gemachtigde: R. Scholten)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Leeswijzer en samenvatting
Het hoger beroep van de minister (21/753)
blz. 27 en 59) blijkt dat de wetgever over de vaststelling van de hoogte van de boetebedragen - onder meer en voor zover van belang - het volgende heeft overwogen:
4.2 Sanctionering: strafrecht/bestuursrecht
Onderdeel F
Het incidenteel hoger beroep van de landbouwer (21/1243)
Beslissing
- verklaart het hoger beroep van de minister gegrond;
- verklaart het incidenteel hoger beroep van de landbouwer gegrond;
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van de landbouwer gegrond, voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- vernietigt het besluit op bezwaar, voor zover het de hoogte van de boete betreft;
- herroept het boetebesluit in zoverre en stelt de boete vast op € 7.217,10;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit op bezwaar;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van de landbouwer tot een bedrag van € 453,50.